Iets meer dan 1 miljoen mensen leefden in 2019 in een huishouden onder de lage-inkomensgrens, van wie 398.000 al langere tijd. Sinds 2017 bleef het aandeel met een langdurig armoederisico onveranderd. De lage-inkomensgrens lag in 2019 voor een alleenstaande op netto 1.090 euro per maand. Voor een paar zonder kinderen was dat 1.530 euro, en met twee minderjarige kinderen 2.080 euro. Voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen bedroeg de grens 1660 euro. Van de 6,5 miljoen 15- tot 75-jarigen met hoofdzakelijk inkomen uit loondienst maakte 1,5 procent deel uit van een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Sinds 2013 is het armoederisico van zowel zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) als van zelfstandigen met personeel (zmp’ers) elk jaar verder afgenomen. In 2018 kwam 6,9 procent van de zzp’ers uit een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens en 3,7 procent van de zelfstandigen met personeel.